Het is al een tijdje uit en de presentatie vorig jaar september gaf de nodige beroering: De verhuizing van de verzorgingsstaat. Over hoe de overheid nabij komt. Het boek is een verslag van een meerjarig onderzoek door de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam naar de gevolgen van de decentralisaties. Ik las recent deze omvangrijke studie waarin een indrukwekkende hoeveelheid data verzameld is. Het is een kritisch boek geworden dat stof tot nadenken geeft. De auteurs stellen dat de meeste van de negen beloftes van de decentralisaties in het sociaal domein (nog) niet zijn waargemaakt. Over de wijkteams zijn ze redelijk positief, deze lossen tenminste nog drie van de beloftes in: vertrouwdheid, maatwerk en samenwerking.
De auteurs constateren vervolgens drie tekorten als gevolg van de verhuizing van de verzorgingsstaat: een democratisch, een professioneel en een solidariteitstekort. Het solidariteitstekort gaat over het gebrek aan solidariteit tussen vreemden, solidariteit lijkt niet verder te gaan dan de mensen die we kennen. En het democratisch tekort bestaat eruit dat er geen publiek debat is over waar we met zorg en welzijn naartoe willen.
Het meest herkenbare tekort vond ik het professionele. Een van de beloften van de decentralisaties was dat sociale professionals meer ruimte zouden krijgen om te doen wat zij belangrijk achten, maatwerk te leveren en beter aan te sluiten bij de vraag van burgers/cliënten. In de praktijk wordt die professionele ruimte maar beperkt gevuld met professionele ontwikkeling en professioneel handelen. Dit heeft tot gevolg dat deze ruimte wordt gevuld met regels en bureaucratie. Iets wat de socioloog Freidson in 2001 al voorspelde. Professionals zijn voor hun moeilijke en verantwoordelijke taken onvoldoende toegerust en worden onvoldoende gefaciliteerd deze uit te voeren. Dit typeren de auteurs als een professioneel tekort. Ook is er te weinig uitwisseling tussen beleid en praktijk. Beleid wordt niet gemaakt op papier door beleidsmakers, beleid komt pas echt tot stand in het contact tussen professionals en cliënten/burgers. Beleid en praktijk zijn echter twee losstaande werelden geworden waarbij het beleid niet door de ervaringen in de praktijk wordt gecorrigeerd en er twee werkelijkheden ontstaat: die van de professionals in de praktijk en die van beleid op papier.
De decentralisaties werden volgens de auteurs vaak gepresenteerd als een onomkeerbare ontwikkeling die boven iedere discussie verheven is. Zij spreken van een ‘noodzakelijkheidsdiscours’ waarbij de beperking van professionele hulp een door allen gewenste richting is. Dat is nog maar de vraag. De afgelopen tien jaar nam onder burgers de voorkeur voor hulp door professionals toe ten koste van hulp door naasten. We groeien toe naar een ‘koudmodern zorgideaal’ volgens de auteurs, waarbij burgers de inzet van professionele zorg wensen. De solidariteit onder naasten staat ook onder druk, vanwege de toenemende ongelijkheid, de groeiende diversiteit in onze samenleving en de ontstane kloof tussen bevolkingsgroepen.
Het lijkt erop dat een herijking van het verhaal van de transformatie nodig is. Het eerste verhaal had naast de schijnbare noodzakelijkheid ook tegen dat het teveel gemotiveerd leek vanuit kostenbesparing. Daarbij zijn veel van de begrippen uit dat verhaal inmiddels lege hulzen geworden, zoals ‘eigen kracht’ en ‘netwerkversterking’ (waarvan de auteurs ook heel treffend de andere kant laten zien). De problemen in de voormalige jeugdzorg zijn hardnekkig, ook gemeenten worstelen met een toenemende vraag, wachtlijsten, schotten tussen domeinen en problemen van cliënten die niet zomaar op te lossen zijn. Laten we beginnen dat verhaal vanaf de andere kant op te bouwen. Vanuit de meerwaarde die professionals werkzaam in een wijkteam, de jeugdhulp, JeugdzorgPlus of de jeugdbescherming bieden aan ouders en kinderen. Wat levert die inzet hen nou concreet op? En wat bieden we? Dat we blijven? En ons niet laten afschrikken door extreem agressief en wispelturig gedrag van jongeren? En niet in paniek raken van een jongere die dreigt met suïcide? Dat we een context en inbedding creëren in een netwerk en in de wijk voor jongeren met problemen? En dat we ons blijven realiseren dat niet alle problemen in gezinnen op te lossen zijn?
Zullen we hierover het gesprek gaan voeren, in plaats van het voortdurend te hebben over kosten, werkdruk en administratieve lasten?
Bredewold, Femmianne, Duyvendak, Jan Willem, Kampen, Thomas, Tonkens, Evelien en Verplanke, Loes (2018). De verhuizing van de verzorgingsstaat. Hoe de overheid nabij komt. Amsterdam: Van Gennep.