Veranderen als tweede vak

Hoe vaak gebeurt het niet dat iemand een goed inhoudelijk verhaal vertelt, duidelijk vanuit voldoende expertise, en dat het toch niet aankomt bij het publiek. Of dat je de wetenschappelijke kennis aan je zijde hebt, maar anderen vinden je idee of plan helemaal niets. Herkenbaar? Het overkwam mij regelmatig: dat mijn inhoudelijke kennis onvoldoende bleek te zijn om anderen in beweging te krijgen. Of dat feiten een ander niet bleken te overtuigen.

Langzaam groeide bij mij de afgelopen jaren het besef dat mensen niet veranderen als ze een goed verhaal horen of lezen. De uitzondering daargelaten dat soms een roman een leven verandert. Voor gedragsverandering is vaak meer nodig. En ik besefte dat ik kennis en kunde miste: over het in gang zetten van processen, over het veranderen van mensen in organisaties en het vasthouden van vernieuwingen. Er bleek een heel kennisdomein beschikbaar waarvan het (wetenschappelijke) kennisbestand de laatste jaren in hoog tempo groeit: de veranderkunde. En dat werd mijn tweede vak: via een opleiding, lezen en vooral veel experimenteren, toepassen en klunzen met de verworven kennis, ideeën en handvatten.

Begin dit jaar verscheen Iedereen verandert, nu wij nogvan Hans Vermaak. Een aanrader voor iedereen die maar enigszins geïnteresseerd is in het genoemde vak. Volgens Vermaak veranderen we allemaal dagelijks en zetten we ook dagelijks veranderingen, hoe klein ook, in gang. Waarom zouden we dit dus niet met verstand van zaken oppakken? Het boek geeft een compact overzicht van het veranderen van mensen in organisaties en de kennis die hij daarover heeft opgedaan. Het is opgedeeld in drie delen: het vraagstuk, de omgeving en de veranderaar zelf.

Verandering gaat over ‘iets’ dat moet veranderen, of dat beter kan, in een organisatie of in een groep mensen. In de veranderkunde heet dat ook wel een ‘opgave’ of een ‘vraagstuk’, het onderwerp van deel een. Van belang is die in zijn totaliteit te bezien en aan de slag te gaan met een vraagstuk of opgave waar je warm voor loopt. Verdiep je erin, zet in op diepgang (in plaats van omvang) en betrek wie je nodig hebt, ongeacht organisatorische grenzen en belemmeringen. Het tweede deel gaat in op de omgeving van het vraagstuk, die moet gegidst worden. Dat vergt dat je als veranderaar die omgeving doorgrondt, snapt hoe de verandering van het vraagstuk daar kan werken en hoe je de verandering besmettelijk kan maken via kleine interventies op veel plekken. Het laatste deel gaat over hoe je als veranderaar kunt groeien. Door te reflecteren, de kunst af te kijken, lessen te trekken uit je praktijk en praktijkervaringen, acties en bijeenkomsten voor te bereiden en ter plekke aan te passen waar nodig.

Ik realiseer me regelmatig hoe dicht de veranderkunde ligt bij mijn eerste vak, de orthopedagogiek. Beiden gaan over situaties die beter kunnen, over gedrag van mensen en hoe dat gedrag te veranderen. En in beide domeinen weten we hoe lastig dat laatste telkens weer is. Alleen daarom al kunnen we niet genoeg gebruik maken van de kennis en ervaring die beschikbaar is, zoals van dit leesbare en vooral bruikbare boek.