Het zal jullie niet ontgaan zijn: de jeugdbescherming staakt. Mijn LinkedIn loopt vol met profielfoto’s die op “code zwart” staan. Er is ook nogal wat aan de hand, we halen er tegenwoordig zelfs de landelijke kranten mee. Ontevreden ouders en kinderen, een negatieve publieke opinie, organisaties die vrijwel failliet zijn en een minister en een staatssecretaris die sinds half september meerdere keren aan de tand zijn gevoeld door de Tweede Kamer. Ik had enkele jaren geleden niet kunnen bedenken dat jeugdbescherming ooit zo het brandpunt van een publiek debat zou worden.
Een probleem dat daarbij vaak genoemd wordt is de hoge werkdruk die jeugdbeschermers ervaren. En daarvoor worden meestal twee oorzaken genoemd. De eerste is een gebrek aan tijd. De hoge caseload zorgt ervoor dat jeugdbeschermers geen tijd hebben voor voldoende face-to-face contact met kinderen en ouders. Een tweede oorzaak is administratieve druk. Deze komt voort uit het afleggen van verantwoording aan de interne organisatie, overheden, inspecties, klachtcommissies en het tuchtcollege. Het andere aspect van de administratieve druk bestaat uit de papierwinkel die het inzetten van jeugdhulpaanbod vergt, als dat aanbod al beschikbaar is.
Volgens de arbeidsinspectie ontstaat werkdruk als een werknemer niet kan voldoen aan de eisen die het werk aan hem stelt. Bijvoorbeeld als de werknemer te weinig tijd krijgt om zijn werk af te krijgen of onmogelijk de gewenste resultaten kan behalen. Een gebrek aan tijd door de hoge caseload en de administratieve werklast zullen in de jeugdbescherming zeker bijdragen aan de ervaring van een hoge werkdruk. Ik vraag me echter af of dit het hele verhaal is. Volgens mij zijn er meer factoren die een rol spelen bij de ervaren werkdruk in de jeugdbescherming. Ik noem er hier drie.
Een eerste, aanvullende factor zijn de maatschappelijke verwachtingen die in de loop der jaren zijn ontstaan over wat de jeugdbescherming al dan niet vermag. Kinderen blijvend veilig stellen in gezinnen waarin patronen van geweld soms al generaties lang hun werk doen. Voormalige partners die elkaar al jarenlang bestrijden tot een afgestemde omgangsregeling met hun kinderen bewegen. Ga er ook maar aan staan.
Een andere factor is het ervaren van morele stress, volgens mij veel vaker aan de orde dan we onderkennen. Regelmatig kan een jeugdbeschermer niet veel meer dan kiezen tussen twee kwaden. Is een uithuisplaatsing van een kind echt zoveel beter dan de thuissituatie waarin het zich nu bevindt? Hoe ga je om met ouders die weigeren hun uithuisgeplaatste kind te bezoeken omdat ze het thuis willen hebben, en hun kind hen graag wil zien? Hoe maak je ouders duidelijk dat hun eigen gedrag leidt tot problematisch gedrag van hun kind? Al deze stress geeft emotionele druk en die leidt weer tot ervaren werkdruk.
Het moeten ondergaan van online en soms fysieke bedreigingen is een derde, aanvullende factor. Alle jeugdbeschermers die ik tegenkom kunnen me online bedreigingen laten zien en hebben verhalen over achtervolgd worden op de snelweg, verbale bedreigingen bij een gezin thuis en soms door het slijk gehaald worden op internet. Daarop aansluitend kan het werk van jeugdbeschermers soms erg alleen voelen. Alleen op moeilijke situaties af, zelf moeten dealen met bedreigingen, moeilijke beoordelingen en beslissingen moeten uitleggen aan ouders. En natuurlijk bieden organisaties de benodigde ondersteuning. Maar uiteindelijk zitten zij op de bank om de boodschap en de bijbehorende uitleg te geven. En ook dat leidt tot een ervaring van hoge werkdruk.
Naast deze drie zijn waarschijnlijk nog wel meer factoren te bedenken. Waarom is het van belang de factoren die een rol spelen bij de ervaren werkdruk van jeugdbeschermers in beeld te brengen? Omdat een betere analyse leidt tot maatregelen die echt gaan helpen. Met alleen meer geld gaat de jeugdbescherming niet fundamenteel verbeteren.