Jeugd- en gezinsprofessionals lijken soms bijna te bezwijken onder hun werkdruk. Deels komt dat doordat hun taken niet duidelijk zijn afgebakend. Een duidelijke beroepsidentiteit zou hen helpen om hun grenzen te bewaken en te laten zien waar ze voor staan.
Sinds enige tijd ben ik als adviseur verbonden aan een wijkteamorganisatie in een grote stad. Daar sprak ik laatst met jeugd- en gezinsprofessionals over hun hoge werkdruk. Ze leken bijna te bezwijken onder alle taken, vragen en signalen rond ouders en kinderen die op ze af komen. Het kwam nogal eens voor dat ze ’s avonds en zelfs af en toe in het weekend doorwerkten. ‘Nee zeggen’ leek eigenlijk niet in hun professionele repertoire voor te komen.
Voor mij was hun verhaal een signaal van een zwakke ‘professionele identiteit’. Als de taken die je moet uitvoeren nieuw en niet helder afgebakend zijn, worden de grenzen van je kennis en kunde opgerekt. De neiging ontstaat dan op alle vragen en signalen die op je af komen in te gaan. Het is de vraag of dat de kwaliteit van de diensten aan ouders en kinderen ten goede komt.
Kennis en ervaring
Een stevige professionele identiteit is belangrijk voor jeugd- en gezinsprofessionals. Met hun kennis en ervaring willen ze ouders en kinderen zo goed mogelijk van dienst zijn, op een integere manier. Ze zijn voortdurend bezig met beter worden in hun vak, proberen telkens nieuwe kennis in de praktijk toe te passen en dragen ook bij aan het verder ontwikkelen van het vak.
Dat vak is voor de meeste jeugd- en gezinsprofessionals in wijkteams van oorsprong maatschappelijk werk, sociaalpedagogische hulpverlening, hbo-pedagogiek of een voorloper daarvan. Vakgebieden die sinds kort onder de noemer sociaal werk vallen.
Binnen zo’n breed kennisdomein kun je niet overal ‘van’ zijn. Een belangrijk onderdeel van professionaliteit is daarom het ontwikkelen van een eigen professionele identiteit, een beroepsidentiteit. Daarbij gaat het erom dat je als jeugd- en gezinsprofessional weet of ontdekt waar je van bent, waar je goed in bent, wat je wilt in het vak, waar je passie zit en hoe je je specifieke vakkennis steeds beter en effectiever inzet.
Zelf aan het roer
Volgens mij is het nodig dat jeugd- en gezinsprofessionals hun professionele identiteit de komende tijd ontwikkelen en verder versterken. Zoek naar manieren om dat samen met collega’s te doen. Praat erover met teamgenoten en andere collega’s, bevraag elkaar en voer een dialoog over vragen als: Wat onderscheidt ons van aanpalende beroepen als de verpleegkundigen, psychologen en universitair opgeleide pedagogen? Hoe geven we ons vak vorm in de steeds veranderende context van transformatie en een sterke gemeentelijke betrokkenheid? Wat kennen en kunnen we al? En wat hebben we van onze organisaties nodig om onze kennis te delen met anderen, te leren tijdens het werk en zo steeds beter te worden in het vak? Tijd, iemand die ons kritisch bevraagt, begeleiding?
Die steun van de organisatie wordt nu nog te vaak bepaald door managers en beleidsmaker. Volgens mij moeten we dat omkeren: autonome professionals zitten zélf aan het roer. Ze weten wat ze kunnen en wat ze nog moeten leren. En dat hebben organisaties dan maar te volgen.
Oorspronkelijk gepubliceerd op Kennisnet Jeugd, http://www.kennisnetjeugd.nl.