Onlangs mocht ik met enkele collega-adviseurs een gesprek voeren met Pieter Hilhorst. Het ging over wijkteams, hoe het kostenbewustzijn van de leden van die teams te verhogen en over de rol daarbij van triage. In dat gesprek deed hij een uitspraak die lang bij me bleef hangen. ‘Instrumenten zijn van gemeenten en niet van professionals. Ze worden door professionals ervaren als een keurslijf’. De laatste tijd ben ik veel bezig met triage en of we hiervoor niet een instrument moeten ontwikkelen. Er verscheen nog net geen lampje boven mijn hoofd, maar ik wist meteen: nee dus.
Lange tijd dachten we dat gedetailleerde procesbeschrijvingen met bijbehorende te nemen stappen, formulieren en gestandaardiseerde instrumenten onze beroepskrachten zouden helpen hun werk beter uit te voeren. De oude ‘jeugdzorgers’ onder u herinneren zich vast nog de ingewikkelde Ordina-schema’s waarmee het Bureau Jeugdzorg indertijd werd ingericht. Of het latere handboek dat het resultaat was van het project VIB (Verbetering Indicatiestelling Bureau Jeugdzorg). Daarin stond tot in het kleinste detail uitgewerkt welke stap de toegangsmedewerker moest nemen, welke vraag op welk moment te stellen en welk besluit er dan genomen moest worden. En ik heb er zelf dapper aan meegewerkt, vanuit de oprechte overtuiging dat de kwaliteit en de professionaliteit van de indicatiestelling ermee omhoog zou gaan.
Met de kennis en wijsheid van nu denk ik dat we ons heil toch in een andere richting moeten zoeken. Sinds een aantal maanden ben ik betrokken bij een jeugdteam in een kleine gemeente in de provincie Utrecht. Hier zie ik hoe ‘inschattingen maken’ de kern van het werk van wijkteams uitmaakt. Inschatten of het gedrag dat een kind laat zien afwijkend is van het normale, inschatten of professionele hulp nodig is en welke dan, inschatten van het aantal uren in een PGB-beschikking en inschatten of er een specialist bijgehaald moet worden. Het maken van dergelijke inschattingen vraagt bij de teamleden om ‘state-of-the-art’ kennis van ontwikkeling en (dreigende) problemen bij kinderen en gezinnen en welke hulp daarbij passend is en enig instrumentarium als een analysemodel en/of een globaal uitgeschreven werkproces. Maar bovenal vergt het in mijn ogen de vaardigheid om in te kunnen schatten.
En die vaardigheid vraagt op haar beurt competenties als: overzichtelijk en gestructureerd de beschikbare informatie op een rij kunnen zetten, helder en analytisch denken, planmatig werken, onderscheiden van feiten en meningen, expliciteren van afwegingen, onderbouwen van beslissingen en bovenal: over dit alles in transparant en in dialoog met de cliënt kunnen communiceren. Onze collega-beroepskrachten in het verpleegkundige vak spreken over ‘klinisch redeneren’: welke informatie heb ik en wat neem ik waar, wat betekent dit, hoe beoordeel ik de situatie en hoe ga ik vervolgens handelen. Een professional ontwikkelt de vaardigheid ‘inschattingen maken’ vooral in het domweg ervaringen opdoen met cliënten. En de dilemma’s en vragen die ze daarbij tegenkomen vervolgens te bespreken met collega’s. Van belang is de professionals tijdens deze bespreking te bevragen op de beschikbare informatie, de beoordeling daarvan, welke argumenten een rol spelen en wat dit vervolgens betekent voor het handelen. Oftewel dit vraagt vooral: leren, reflecteren, feedback ontvangen en kritisch nadenken. En precies dit kan geen instrument vervangen.
Oorspronkelijk gepubliceerd op de website van VanMontfoort, http://www.vanmontfoort.nl.